Heel wat wind- en zonneprojecten vinden geen doorgang omdat ze op weerstand van de omgeving stuiten. Bij een gebrek aan draagvlak trekken gemeenten of ontwikkelaars zich uiteindelijk vaak terug. Dat is zonde, vindt Ieke Benschop van de Natuur en Milieufederatie Utrecht: ‘Dus dachten we: we moeten iets doen om de omgeving beter te betrekken bij duurzame energieprojecten. Mede daaruit is uiteindelijk deze Green Deal voortgevloeid.’

De samenwerkende Natuur en Milieufederaties maakten een analyse van vier windenergieprojecten in Groningen, Drenthe, Flevoland en Noord-Brabant. De hoofdvraag was welke factoren bijdragen aan succes van een project en welke juist niet. De conclusies en belangrijkste lessen zijn terecht gekomen in de Green Deal, en als voortvloeisel daarvan in de handreiking voor gemeenten: ‘Wind- en zonneparken realiseren samen met inwoners’. Benschop: ‘Het is van groot belang om de omgeving écht bij projecten te betrekken. Maak geen trucje van participatie, maar ga oprecht in gesprek met elkaar.’

Overheden nemen de regie

In de handreiking staan handvatten voor hoe gemeenten het participatieproces het beste kunnen inrichten. ‘Dat proces kun je niet helemaal overlaten aan ontwikkelaars,’ zegt Benschop. ‘Die zeggen vaak wel in gesprek te gaan met de omgeving, maar hebben dan bijvoorbeeld al een locatie voor het project bepaald omdat ze een boer hebben gevonden die zijn grond graag inzet voor het project. Ontwikkelaars hebben hiermee een verkeerde uitgangspositie omdat de omgeving niet een proces heeft doorlopen dat tot de best geschikte locaties leidt. Dat kan tot weerstand leiden.’ De handreiking pleit ervoor dat overheden de regie van de participatie van de omgeving in handen nemen, zeker in de fase dat er nog kaders, randvoorwaarden en (zoek)locaties voor duurzame energie moeten worden vastgesteld.

Vaststellen kaders en randvoorwaarden

Volgens Benschop zou elk participatieproces moeten beginnen met het vaststellen van de kaders en randvoorwaarden van waaruit de betrokken partijen aan duurzame energieprojecten werken. Dan gaat het bijvoorbeeld over ecologische inpassing en wie het zonne- of windproject in eigendom krijgt. De Natuur en Milieufederaties hebben in het Klimaatakkoord gepleit voor minimaal 50 procent lokaal eigendom bij duurzame energieprojecten. Benschop: ‘Dat is er in gekomen, maar het is niet duidelijk omschreven wat precies onder lokaal eigendom wordt verstaan. Is het voldoende als één boer de helft in handen heeft? Of moet er bijvoorbeeld een bepaald percentage van de omwonenden eigenaar zijn? En hoe kunnen mensen met een kleine beurs profiteren? Daar is veel discussie over en daarom hebben we in de handreiking een aantal aandachtspunten benoemd voor hoe je in gesprek gaat over lokaal eigendom.’

Het is ook belangrijk om al vroeg afspraken te maken over hoe de omgeving kan profiteren van het project, gaat Benschop verder. ‘Tegelijkertijd moet het niet zo zijn dat de omwonenden zich door aangeboden financieel voordeel omgekocht voelen en daardoor maar moeten slikken dat het project er komt. Maar het draagvlak wordt wel groter als de omgeving een deel van de opbrengst van een project krijgt om bijvoorbeeld een glasvezelnetwerk aan te leggen of het buurthuis op te knappen.’ De uitkomsten van gesprekken over kaders en randvoorwaarden van duurzame energieprojecten zijn nooit hetzelfde, benadrukt Benschop. ‘Het blijft maatwerk.’

Wees niet bang voor kritische meedenkers

Pas na het vaststellen van de kaders en randvoorwaarden is het tijd voor de partijen om het bijvoorbeeld over de locatiekeuze of het soort energie te hebben, schrijft de handreiking voor. Het door de Natuur en Milieufederaties opgestelde document krijgt elk jaar een update en staat daarnaast vol met best practices. Benschop: ‘Wees bijvoorbeeld ook niet bang om criticasters in het proces te betrekken. Juist die mensen weten waar de pijn zit en hoe dat opgelost kan worden. Het is ook belangrijk om omwonenden te vertellen dat je tegenstander van het project mag blijven. Het uiten van zorgen helpt om het plan ten gunste van de omgeving aan te passen.’

Terugkijkend op de Green Deal overheerst bij Benschop vooral trots. ‘Je kunt zeggen dat de Green Deal een papieren tijger is, maar er staan concrete afspraken en toezeggingen in van allerlei partijen. Er is dus niet alleen veel met elkaar gesproken, de aangesloten partijen gaan nu ook echt op een andere manier werken. Dat zal uiteindelijk veel goed doen.’

Ieke Benschop
Ieke Benschop is projectleider bij de Natuur en Milieufederatie Utrecht en was mede-initiatiefnemer van de Green Deal Participatie van de Omgeving bij Duurzame Energieprojecten.