Foto Rijksoverheid

3.2 Varkenshouderij en varkensvleesketen

Ontwikkelingen in de sector

De Nederlandse varkenshouderij bestond in 2017 uit 4.300 bedrijven (CBS) en is verantwoordelijk voor circa 20% van de emissies uit de veehouderij. Daarbij is mest de grootste bron, de uitstoot uit het maagdarmkanaal is net als bij de mens relatief gering. In tegenstelling tot de zuivelketen, is er bij de varkenshouderij nog geen partij die zich opwerpt als regisseur van een aanpak van emissies in de hele varkensvleesketen. Een dominante ontwikkeling is de warme sanering die op de sector afkomt. Varkenshouders die willen stoppen worden ondersteund en toekomstgerichte varkenshouders worden geholpen om dat op een duurzame manier te doen (actieplan Vitalisering Varkenshouderij). Varkenshouders in veedichte gebieden zitten vaak klem met hun bedrijf door discussies over geuroverlast. De sanering steunt investeringen in nieuwe stalsystemen met minder emissies van geur, ammoniak en methaan. Het hoofdlijnenakkoord wordt verder geconcretiseerd met partijen uit de sector, provincies en gemeenten. Het akkoord moet de leefomgeving in veedichte gebieden verbeteren en tevens verrommeling van het platteland tegengaan.    

Maatregelen en resultaten

De toepassing van de erkende maatregelen voor energie (zie hoofdstuk 2.3) is ook in de varkenssector de afgelopen jaren flink gestegen. Het is niet bekend welk deel van de bedrijven boven de grens van 50.000 kWh/jaar of 25.000 m3/jaar zit. In tabel zes is de stand van zaken begin 2018 weergegeven. Dit is gebaseerd op een onderzoek van CLM en kan enkele procenten afwijken. Naast energie zijn een aantal andere maatregelen mogelijk voor broeikasgasreductie. Er is gevraagd naar hoofdgroepen, zoals ‘maatregelen aan het voer’. Daarbij is niet doorgevraagd wat exact de aard is van die maatregelen, zoals welk deel van het voer zelf wordt geproduceerd of welke voeradditieven zijn toegepast.   

Tabel 6. Overzicht van implementatie van maatregelen begin 2018 door respectievelijk houders van fokvarkens en vleesvarkens

Maatregel

Fokvarkens (zeugen)

Vleesvarkens

1. Erkende maatregelen energiebesparing

Luchtdichte ventilatiekanalen

77%

37%

Vloerisolatie verwarmd dierverblijf

86%

50%

Muurisolatie verwarmd dierverblijf

82%

58%

Dakisolatie verwarmd dierverblijf

91%

68%

Frequentieregelaar op ventilatoren

92%

66%

Energiezuinige verwarming

77%

26%

Automatische regeling CV-watertemperatuur

91%

32%

Halveringsschakelaar biggenlamp bij vloerverwarming

55%

-

Warmtewisselaar

36%

  5%

Warmtepomp

41%

  5%

Isolatie dak/muren

86%

68%

Energiezuinige klimaatbeheersing

77%

42%

Beperking van het vermogen binnenverlichting

68%

58%

Beperking van het vermogen buitenverlichting

41%

40%

Isoleren van warmwaterleidingen

82%

42%

Energiezuinige opwekking warm tapwater

  9%

  8%

(Geen maatregelen)

(  0%)

(  3%)

2.  Maatregelen hernieuwbare energie

Zon-PV

  4%

19%

Zon-Warmte

-

-

Wind

-

-

Biogas

-

  3%

Houtkachel

  4%

-

(Overweegt maatregelen)

(38%)

(32%)

3.  Overige maatregelen broeikasgasreductie

Minder kunstmest

  4%

26%

Maatregelen aan het voer

12%

16%

Mestopslagen

  8%

16%

Diermanagement

  0%

  6%

Bodem maatregelen

  4%

  6%

Mede als resultaat van deze maatregelen is de carbon footprint van varkensvlees gedaald van 6,56 kg CO2/kg varkensvlees in 1990 naar 4,26 kg CO2/kg varkensvlees in 2016, een afname van 35% (Blonk, 2018). In figuur achttien is te zien dat circa 58% van de emissie in 2016 in Nederland plaatsvindt, en circa 42% in het buitenland, vooral gerelateerd aan de inkoop van voer. Het grootste aandeel in de emissie van varkensvlees komt voor rekening van het aangekochte voer (57%), gevolgd door de dierhouderij (45%), waarbij de slachterij 2% compenseert door benutting van bijproducten (onder andere vergisting en productie van bio-ethanol).

Trend en regionale uitsplitsing van carbon footprint (excl. LUC) voor vleesvarkens

Figuur 20. Carbon footprint voor varkensvlees in 1990 en 2016 (Blonk, 2018)

De emissie in de varkenshouderij is tussen 1990 en 2016 iets gedaald door een lagere methaanemissie uit mest en een daling van het gasgebruik. In diezelfde periode daalde de carbon footprint van varkensvlees in Nederland met 35%. De grootste daling in de methaanemissie uit mest wordt veroorzaakt door een veranderde samenstelling van het varkensvoer. De daling van de carbon footprint van varkensvlees is daarnaast gedaald doordat de efficiency van vleesproductie toenam. Met name was er minder voer nodig per kg groei, waardoor ook de impact van het aangekochte voer daalde. Ook wierpen zeugen meer biggen, wat ook de tendens was in andere hoog-efficiënte landen. De credits voor energie uit mest bleven laag, terwijl die in andere landen juist hoger zijn.